Het vervoermiddel is deze keer de trein, waar we nog uitstekende herinneringen aan hebben. Weer zitten we ruim en gezellig, krijgen thee en intussen trekt het boerenland van China met het karakteristieke frisse groen van de rijstvelden aan onze ogen voorbij. Heel ver weg zien we nog net golvende heuvels.
De trein is lang; in de bochten zie je een eindeloze rij groene wagons, voortgetrokken door de diesel locomotief. Dan verandert het uitzicht plotseling en uit het vlakke land rijzen ineens steile bergen omhoog als een woelige zee. Op de toppen zijn stukken muur zichtbaar, brokstukken van de muur die wij straks gaan bestijgen. Langzaam trekt de trein ons voort, moeizaam gaat het omhoog de bergen in. In de coupé klinkt Chinese muziek, en het nu wilde berglandschap buiten geeft een sensatie van onwerkelijkheid.
Of ik dit alles in een film beleef en straks weer in de nuchtere realiteit terug zal vallen. Haast plechtstatig klimmen we de Muur tegemoet. Dan staat de trein stil en uit alle wagons komen mensen naar buiten, als mieren. Buitenlanders en inlanders. En als een geordende troep mieren trekt die hele mensendrom langs de weg voort, het begin van de beklimming tegemoet. Een bus neemt de niet-lopers mee. We zijn nu omringd door Engelsen, Amerikanen, Chinezen ... er komt geen eind aan de optocht.
Op een grote parkeerplaats gaat het avontuur beginnen. Links en rechts voor ons verheft zich dit wonder van bouwkunst - het enige dat vanuit de ruimte op aarde te onderscheiden is. Onverbiddelijk, tijdloos, machtig staat hij daar in de meedogenloze zon te blakeren...
We vatten dus moed en beginnen de klim. Sommige stukken "gaan", andere zijn stijl en de ergste klim gaat wel 300 omhoog. Maar steeds loop je in diezelfde mierenhoop. Het is vandaag namelijk. "De dag van de muur", eens per week. In een paar overdekte versterkingen is het even lekker koel; bij elk schietgat, bij elke opening staan mensen uit te kijken. Nu komen er hoge, ongelijke treden, meer dan honderd tel ik er, dan een wachttoren, waarin een nauwe, steile trap naar het "einddoel" leidt, dwz. het toeristisch einddoel.
De Muur zelf gaat verder, half China door, 6000 km. ver, over bergen en door dalen, z'n spoor trekkend door heel dat uitgestrekte, geheimzinnige binnenland van dit enorme werelddeel...
Het nemen van die ijzeren trap vergt enige tijd, men wringt zich tegelijkertijd omhoog en omlaag. Dan sta ik op een hoog platform met kantelen, en kijk over een golvend bergland uit. Verderop is de muur plaatselijk ingestort, in de verte verdwijnt de muur als een kronkelende slang in het niet, heuvel op heuvel af, eindeloos ver.
Van de menselijke drama's tijdens en om de bouw van dit Wereldwonder, zullen wij moderne mens en ons wel nooit een voorstelling kunnen maken. Ik zoek naar een mogelijkheid om even het Amerikaanse gekwek om me heen kwijt te raken en vind op een paadje een rustig plekje. Hier ben ik helemaal alleen in het berg land van Noord China. Ik stop mijn handen in mijn oren en het is ineens heel stil. Om me heen krijgen de bomen al een herfsttint, de zon staat hoog in de strakke lucht.
Het is al weer tijd voor de terugtocht. Die gaat makkelijker dan heen. Soms moet je achteroverhellen om niet voorover te vallen. In de menselijke mierenhoop trek ik mee naar beneden. Enkelen van onze groep staan halverwege nog te wachten Zo nu en dan zie ik "een van ons" klimmen of dalen. Maar tenslotte komen we allemaal weer op hetzelfde punt uit: bij het begin. En weer loopt die mierencolonne de weg af, naar de plaats waar de trein zal vertrekken: de bus volgt met achterblijvers. De colonne marcheert de rails over, het lijkt op een massale uittocht uit de historie.
De trein komt langzaam aanrollen, trapjes worden uitgelegd, want die trein staat erg hoog op z'n wielen. De menigte stijgt in, en binnen worden de lunchpakketten uitgedeeld.
Halverwege de terugreis moeten we uitstappen en worden overgeladen in een bus die ons naar de Ming Tombes zal brengen. Toevallig is onze bus het eerste weg, maar wordt op de voet gevolgd door nog acht of tien anderen.
Langs witmarmeren zuilen - die als verloren in het land staan - gaat het door een grote rode poort, en enkele kilometers verder zwenkt de bus een brede laan in, omgeven door ceders: de Heilige Weg met de 24 stenen dierfiguren. Olifanten staren ons aan, kamelen richten hun ondoorgrondelijke blik in de verte, een soort mythologisch beest staat ertussen; en ook de nodige leeuwen. Daarna komen er menselijke wezens: burgers en soldaten. Alles is uit één stuk marmer gehouwen, een knap stuk beeldhouwwerk.
De tombes zelf worden een marteling, het is veel en veel te vol. Drommen mensen lopen, of liever hollen achter gidsen aan, die met vlaggetjes en megafoons de hun toevertrouwde kudde moeten rondleiden. Het wordt een massaal gedrang. We "doen" de centrale hal, waar de Mingkeizers hun voorouders vereerden, dalen dan vele trappen af, die we later weer op zullen moeten, naar de ondergrondse gangen. Hier is het tenminste lekker koel. De uitleg is onmogelijk te volgen tenzij je precies naast de gids staat. Alles kwekt door elkaar, de wanden en de lage zoldering weerkaatsen al die geluiden to een warreling van lawaai. De stem door de megafoon maakt het er niet beter op. We geloven het nu wel. In ieder geval moesten de werklieden die de sarcofagen van hun keizerlijke doden in deze tombe neerlieten, zorgen het vege lijf te redden voor de toegangsdeuren met een vernuftig uitgedacht mechaniek voor eeuwig achter hen gesloten werden!
Het Museum zien we nog even in vogelvlucht, de meesten zijn zo moe en warm dat ze nauwelijks meer enthousiasme kunnen opbrengen. We zijgen op een stoep neer, de een wil een koud glas appelsap, een ander voelt meer voor koele karnemelk, maar beide verlangens staan aan de andere kant van de aardbol. Dan weer de 50 km. naar huis over die stoffige grijze weg. Het nieuwe van de eerste indrukken is eraf en we zijn blij eindelijk "thuis" te zijn. Morgen weer vroeg op, om 7 uur ontbijten. De dag wordt besloten met "koffie op het dak" in een grote kring.
Updated 2006 April 3